912. De hoeksteen zijn,
d.i. eig. de steen, die twee muren vereenigt en samenhoudt; vandaar bij overdracht de voornaamste, belangrijkste steun zijn. De uitdr. is ontleend aan Jerem. XXVIII, 16 of aan Efezen II, 20: Het fondament der Apostelen ende Propheten, waer van Jesus Christus is den uytersten hoecksteen. Bij overdracht noemen wij iemand, die de ziel, de steunpilaar eener vereeniging is, de persoon door wien eene maatschappij of eene gemeente vooral wordt in stand gehouden, evenzeer den hoeksteen daarvan; Zeeman, 284; Ndl. Wdb. VI, 807; Harreb. I, 310 a: dat is een hoeksteen om op te bouwen. Ook in het Fransch wordt la pierre angulaire in overdrachtelijken zin gebezigd; zoo ook het eng. key-stone.