911. In het hoekje zitten, waar de slagen vallen,
d.w.z. aan allerlei leed bloot staan, een Jan Ongeluk, een Jonas zijn. Zie bij Sartorius II, 8, 79: Sus sub fustem. In het hoeckxken daer de slagen vallen. Ubi quis sese in praesens discrimen aut pernitiem praecipitat; Winschooten, 278: Hij wierd met het spit gesmeeten: en hij heeft van het gebraad niet gegeeten: dat is, hij komt altijd in het hoekje, daar de slaagen vallen; De Brune, 462: Hy heeft het vijfde vierendeel. In 't hoeckjen daer de slaghen vallen; Tuinman I, 298; nal. bl. 7: Men is gehouwen of geslagen. Dit wil zeggen men komt altyd slecht uit, men is altyd in 't hoekje daar de slagen vallen; II, 197; Halma, 220: Hij komt altijd in 't hoekje daar slagen vallen, hij krijgt altijd eenig ongemak; Sewel, 337; Harreb. I, 310; Nkr. I, 5 Jan. p. 3; VII, 15 Mrt. p. 2.