Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend883. Heintje Pik.Ga naar eind883Dit is eene benaming voor den duivel, die in de 17de eeuw wordt aangetroffen, en waarin Hein genomen is als een zeer bekende naamGa naar voetnoot2), zooals wij thans Jan bezigen. Zie o.a. Kluchtspel II, 200: Doe ick ereys in me droom in de Hel was,
Het staet me noch wel veur, hoe Heyntje-Pick soo fel was.
Zoo ook III, 65; Snorp. II, 13: Henckje Pik en vgl. de Klucht v. Oene, 221: De Kox worden 'er (in de hel) estroopt en an et spit esteken, en mit Heyntje-mans peckstock bedroopt. In de Gew. Weuw. II, 17 heet de duivel, evenals dial. nog wel, Haantje PikGa naar voetnoot3); elders Pikheintje; Heintje Peuzel, Heintje Peus (vgl. Ndl. Wdb. XII, 1454). Zie voor vele plaatsen en benamingen in vroeger tijd Noord en Zuid XXVI, 385-401. De benaming zal eigenlijk willen zeggen: Hein met de pik (of den pikstok) | |
[pagina 337]
| |
Of moeten we denken aan de zwarte kleur van den duivel, evenals wellicht bij de 18de-eeuwsche benaming de pikken (uit de helGa naar voetnoot1))? In Zuid-Nederland; Heintje-Pik (Teirl. II, 24; Antw. Idiot. 1753); Pietje Pek; Zwart Pietje; Pietje de dood; Hansken Peck; Mannekenpek of Pekmanneken (zie Claes, 141); Moontjepek (Antw. Idiot. 832Ga naar voetnoot2)). Dat ook de dood vriend of oom Hein (hd. Freund Hein) en magere Hein genoemd wordt, is bekend; voor de verklaring vgl. Tante Meyer, Oom Jan en zie Ndl. Wdb. VI, 478. |
|