Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend878. Te hei of te fij,d.i. van het eene uiterste in het andere, of àl te mooi of àl te leelijk, zoodat men nu eens hei roept, als uitdrukking van bewondering of vreugde, dan weer fij als uiting zijner verachting; vandaar: 't is (met hem, haar) zoo hei, zoo fij, nu de hoogste lof, straks de sterkste afkeuring. Vgl. Spieghel, 144: Na dat het reenberaad iet acht of ij of fij; Cats I, 582: Noch y noch fy ‘geen overdrijving ten goede of ten kwade’; W. Leevend VI, 127: Je weet hoe de Mans zijn, 't is te hei of te fy; | |
[pagina 335]
| |
Tuinman I, 83: Zulke plegen dan belachelijk van het eene uiterste tot het andere over te slaan. 't Moet zyn, Noch y! noch fy!; Van Hasselt op Kil. 238: Hy is voor y en fy bewaart: non est adeo informis, ut digito monstretur: fy est indignationis nota; Molema, 173 b: heien en fijen, klagen, urmen; fri. hy is sa hij sa fij, wat hij nu bewondert, laakt hij morgen; Deventer: t is de hî of de zwî; Harrebomée I, 191 b; II, LXXII: Het is met hem te hi of te zwi, het is hollen of stil staan; III, III: Ei verandert dan in fij, van 't eene uiterste in 't andere; 178: Beter ij dan tfij; Ndl. Wdb. VI, 438; 745; 1396.Ga naar voetnoot1) Syn. Zoo hui, zoo fui. |
|