875. Heet zijn op iets,
d.w.z. verzot, verslingerd zijn op iets; eig. van verlangen branden naar iets (hd. brennen vor Verlangen; fr. brûler de), eene ziedende begeerte gevoelen naar iets, gebrand zijn op iets (zie no. 615), een brander hebben op iets of iemand (Molema, 55 b). Vgl. hiermede: op iets vlammen, - vlassen, -geilen. Bij Sewel, 324: Heet, happig, gretig; heet op iets zijn, to be eager at a thing; Halma, 210: Heet zijn op 't spel, être âpre au jeu, aimer le jeu avec passion; vgl. op iets gevierd liggen of zijn, begeerig naar iets zijn (De Bo, 371; Waasch Idiot. 795). In Antwerpen kent men ook heet staan op iets; fri. hjit op 't ien of oar wêze; fr. être ardent à; hd. hitzig hinter etw. her sein; eng. to be hot upon a. th.