Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend861. Om een haverklap,d.w.z. om eene nietigheid, eene beuzeling, en vervolgens: ieder oogenblik, telkens, klak veur keer (Teirl. II, 136), ieder klipklap, klikkebik (vgl. Sjof. 167: Elke haverklap was t ie weer terug). In het Zaansch: om 't haverslag, om een haverklap (Boekenoogen, 209). Misschien beteekent klap in haverklap eig. klapvlies, zaadhulsel, dus kleinigheid, en haverslag eig. klopsel, afval van haver (vgl. hamerslag), dus haverkaf of haverstroo. Zie no. 862 en De Jager's Verscheidenheden, 331Ga naar voetnoot1); Archief II, 101; Ndl. Wdb. VI, 153. Syn. is het fri. om 'n klapskeet of alle klapsketen; ook in het Westfri. alle klapscheten of alle kikkeflikken (De Vries, 78); het gron. om een knapscheet (Molema, 209 b) naast om een haar, dat in de 17de eeuw ook beide beteekenissen in zich kan vereenigen.Ga naar voetnoot2) Op Goeree en Overflakkee: Hij is in een klapscheet terug, in een ommezien; voor elke klapscheet komt hij je lastig vallen.Ga naar voetnoot3) |
|