Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend852. Zijn hart ophalen,d.w.z. zich vervroolijken, volop genieten, zijn lust botvieren. Het wkw. ophalen beteekende vroeger en thans nog wel oppoetsen, opknappen; vgl. Kil.: Ophaelen, refricare, fricando renovare; op-haelen de oude cleederen, interpolare, desquamareGa naar voetnoot2); vandaar bij overdracht toegepast op het gemoed: opfrisschen, verkwikken, verlustigen. Denzelfden overgang van beteekenis heeft het mnl. en 17de-eeuwsche sine ogen verclaren; Zuidndl. zijne oogen verkleren; fri. de eagen forklearje, zich verlustigen in het gezicht van een bemind voorwerp (Ndl. Wdb. X, 2274). De uitdr. komt voor bij Sart. II, 5, 48: Syn hertken ophalen vert. van van indulgere genio; in de 17de eeuw is zijn hart ophalen in (of met) iets zeer gewoon; vgl. Hooft, Ged. I, 284; Winsch. 342; Vondel, Samson, 1444; Focquenbroch, Eneas, 183, vs. 7; Tuinman I, 101 en Halma, 207: Zijn hart ergens meede ophaalen, se donner au coeur joye de quelque chose; zijn hart ophaalen, zijne lust volgen, suivre sa volonté ou sa fantaisie. In Groningen beteekent dat mout zien hart ophoalen, dat moet er zoo door, wat de gevolgen ook mogen zijn (Molema 148 a; 309 b); dezelfde bet. heeft het fri.: dat moat syn hert mar ophelje. Zie nog Joos, 115; Schuermans, 186; Waasch Idiot. 286 b; | |
[pagina 327]
| |
Ndl. Wdb. VI, 17; XI, 790, waar als waarschijnlijk oorspronkelijke opvatting van de uitdrukking wordt medegedeeld: zich verkwikken, door diep adem te halen, door met lange teugen versche lucht in te ademen. |
|