Wdb. V, 2213; Sewel, 427; Halma, 206: Ik zal 'er haring of kuit van hebben, ik zal 'er eene kans naar waagen; Tuinman I, 240, die haar gelijk stelt met: ‘ergens haar of pluimen van willen hebben’ (zie Ndl. Wdb. V, 1414; Hoeufft, 225). De uitdr. wordt thans gebezigd in den zin van: het zijne er van willen hebben, het rechte of juiste van eene zaak willen hebben; willen weten, waar men zich aan te houden heeft. Vgl. o.a. Menschenw. 227: Main kristus, riep Dirk, nu pas angstig bewust wordend de schade, daa's 'n bakkie, dá' mo'k sien!!.... da' mo'k hoaring of kuit van hebbe; Nkr. IX, 29 Mei p. 2: Zij zeiden: Hier moeten wij van hebben haring of kuit, en ze zonden eenige verspieders uit; Het Volk, 19 Maart 1914, p. 12 k. 2: Terecht hebben enkele liberale bladen de aandacht gevestigd op deze onzekerheid ten aanzien van de houding in de naaste toekomst van de rechtsche partijen te wachten met betrekking tot de tariefkwestie. Zij hebben terecht haring of kuit gevraagd; Prikk. V, 19: Daar moeten we haring of kuit van hebben; Vgl. ook Joos, 60: Hij zal er kuit noch haring van hebben, niets; Onze Volkstaal, II, 88: ik wil der haor of kuit van hebben (V.d. Water, 83); het fri.: ik scil der kút of hearring fen habbe; Harreb. II, 385: hij wil er vleesch of visch van hebben; Campen, 115: ick wilder Ey of Kuyken van hebben. Hier naast in Groot-Nederland, Oct. 1914, bl. 454: Ik mot er hom of kuit van hebben; Het Volk, 15 Febr. 1915, p. 1 k. 1: Hom of kuit! Haring noch kuit aan iemand hebben, niet weten wat men aan iemand heeft, wat men van hem moet denken; vgl. Handelsblad, 15 Juli 1920 (O.) p. 5: Dat zal ook den hoofdcommissaris plezier doen die altijd heeft gezegd, dat hij aan de communisten haring noch kuit had.