Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend837. Zoo hard als een spijker (of een kei) zijnGa naar voetnoot1),d.w.z. gierig zijn; ook blut zijn, geldeloos zijn, arm zijn, afgebrand zijn (hd. abgebrannt sein), ook afgebrand zijn als een voetzoeker (o.a. Kalv. II, 74; 109). De uitdr. schijnt uit de 19de eeuw te dagteekenen; ze komt voor bij Harreb. II, 288; Ndl. Wdb. VI, 897; fri. sa hird as in spiker. In Zuid-Nederland zegt men hard van afgang zijn, eig. moeilijk afgaan, hardlijvig zijn, en overdr. moeilijk van zijn geld kunnen scheiden (Antw. Idiot. 1746; Teirl. II, 18). Waarschijnlijk zal deze overgang van beteekenis ook met onze zegswijze hebben plaats gehad. In het fr. être dur à la détente ou à la desserre, gierig zijn; ook het eng. hard, waarnaast hardness, beteekent gierig. |
|