815. In de hand werken,
in de uitdr. iemand in de hand werken, d.i. datgene doen wat een ander ten goede strekt, hem in zijne plannen behulpzaam zijn, hem steunen; vandaar iets in de hand werken, iets bevorderen (beide in de 18de eeuw); fri. yn 'e hân wirkje; hd. einem in die Hand oder die Hände arbeiten; sich in die Hände arbeiten. Waarschijnlijk wil de uitdr. eig. zeggen: aan een werk beginnen, dat men in handen geeft van een bekwamere om het af te maken, zooals bijv. een leerjongen doet. Eene andere verklaring geven Grimm IV2, 354 en het Ndl. Wdb. V, 1820.