814. In de hand vallen,
d.w.z. meevallen, het tegenovergestelde van uit de hand vallen, d.i. tegenvallen (o.a. Sjof. 78; O.K. 43: O, Mietje! je valt me zoo uit de hand - bitter uit de hand!), tegenslaan, van den duim schieten; fri. út 'e hannen falle. Het znw. hand kan in deze uitdrukking opgevat worden in den zin van macht, zoodat in de hand vallen van omstandigheden gezegd, eig. beteekent: als bij toeval in iemands macht komen, er over te beschikken krijgen, en vervolgens meevallen, terwijl uit de hand vallen dan beteekent niet meer in iemands macht staan, de macht er over verliezen, tegenvallen, tegenslaan. Beide uitdrukkingen zijn in de 18de eeuw vrij gewoon; zie Ndl. Wdb. V, 1815; 1837; vgl. M. Elias, Bek. Dronk. (anno 1691), bl. 14, vs. 11: Dat zou ons in de hand vallen; Halma, 203: In de hand vallen: dat land valt mij in de hand, je trouve cette terre meilleure que je ne pensois; dat huis valt mij uit de hand, cette maison me paroit pas si bonne que je me l'étois imaginé; in Twente: in 'n schoat vallen.