Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 312] [p. 312] 809. Aan de hand (of het handje) zijn, d.w.z. te doen zijn, voorvallen; eig. in behandeling zijn, onder handen zijn, behandeld wordende, gaande zijn, gebeuren; mnl. aen handen sijn; zie Ndl. Wdb. V, 1806; Nest. 61; Lvl. 61; Falkl. VI, 118; Prikk. II, 2. Vorige Volgende