Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend800. Zijne handen van iets afwasschen,Ga naar eind800d.w.z. ‘verklaren dat men alle schuld aan eene handeling, die men als slecht of verkeerd en dus als eene zedelijke onreinheid beschouwt, van zich afwerpt, dat men er niet aansprakelijk voor zijn wil, maar de verantwoordelijkheid en de gevolgen ten laste van anderen laat’. De uitdr. komt in de 16de eeuw voor bij Campen, 5: Hy wasschet der syn handen af, hy slacht Pilatus. Zij is ontleend aan de zinnebeeldige handenwassching van | |
[pagina 310]
| |
Pilatus (zie Matth. 27, 24); vgl. no. 802 en Ndl. Wdb. I, 1811; fri. se laver les mains de quelque chose; hd. seine Hände (oder sich) von etw. rein waschen; eng. to wash one's hands of a thing. |
|