798. De doode hand,
voorkomende in goederen in de doode hand, dat zijn goederen die aan een instelling behooren en zoodoende niet kunnen vererven. ‘De benaming schijnt wel te zien op de onvererfbaarheid en onvervreemdbaarheid van de goederen en bezittingen der geestelijkheid, waardoor deze ten eeuwigen dage aan 't levende verkeer zijn onttrokken’. Zie het Ndl. Wdb. V, 1776; Mnl. Wdb. II, 299; III, 99; Stallaert I, 555; fr. mainmorte; hd. die tote Hand; eng. mortmain en dead hands. In de 16de en 17de eeuw werd doode hand ook gebezigd voor een overledene als bezitter; erflater; bezit van een overledene, erfdeel. Zie Ndl. Wdb. III, 2845.