784. Wat hamer!
d.w.z. wat duivel! wat bliksem! wat donder! De uitdr. die in 't begin der 18de eeuw het eerst is aangetroffen, herinnert ons aan den Noorschen god Thor of Donar, die met zijn hamer zijne vijanden verpletterde, gelijk Zeus met zijnen bliksem; vgl. 18de eeuw: om den hamer niet, voor den duivel -, om den dood niet; de door Schuermans, 174 opgegeven uitdr.: de hamer sla mij weg, als het waar is, waar wij zouden zeggen: ik mag dood vallen, als, etc.; en hij stond als van den hamer geslagen; de nnd. uitdr. dat di de Hamer slâ! (Eckart, 184), hd. das dich der Hammer (schlag!); beim Hammer; Potz Donner hammer! Het is, volgens het Ndl. Wdb. V, 1738, evenwel de vraag of hier aan Thor's hamer mag worden gedacht, daar het niet zeker is, dat óók de Westgermanen, bij wie de uitdr. het meest voorkomt, dit attribuut van den Skandinavischen Dondergod ook aan hunnen Donar hebben toegedicht. Als benaming van den duivel moet hamer reeds in de 4de eeuw bij Hieronymus voorkomen en in dien zin zijn grond hebben in eene verkeerde uitlegging van Jeremia 50, 23.