772. Iemand op de hakken zitten (of zijn),
hetzelfde als iemand op de hielen zitten, d.w.z. iemand op zeer korten afstand volgen, doch inzonderheid gebezigd met betrekking tot vijanden, vluchtelingen en derg. en vandaar: dicht achtervolgen, nazitten. In de 17de eeuw, evenals nu, zeer gebruikelijk, ook met de werkwoorden hangen, volgen (vgl. in het mnl. enen up sine hielen hangen of volgen) en zijn. Zie Ndl. Wdb. V, 1540; Hooft, Ged. I, 111; Bank. II, 330; Vondel's Maeghden vs. 1566; vooral Huydec. Proeve, II, 129-130; Waasch Idiot. 188; Antw. Idiot. 524; vgl. ook de fri. uitdr. hja sitte him efter 'e hakken, de schuldeischers maken het hem lastig; bij Eckart, 180: enen up de Hacken sitten, waarmede te vergelijken is iemand achter de broek, - achter 't gat, achter zijn vessemen (Claes, 269) zitten, iemand narijen; fr. être sur les (ou aux) talons (ou aux trousses) de quelqu'un; talonner quelqu'un; eng. to be at (or upon) one's heels.