Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend
[pagina 301]
| |
moet men hier verstaan een soort van haakvormigen boomtak (zie o.a. Teirl. II, 8: hak, tak, haakvormige takGa naar voetnoot1)). Vgl. Joos, 113 of Waasch Idiot. 620 a: van den tak op den boom springen; Schuermans, 173: van den hak op den tak vallen; van 't houtje op 't stokje springen (Harreb. I, 337); Eckart, 216: hei küemt vom Höltken upt Stöcksken; Dirksen I, 97: fan ên tak up de anner springen. |
|