Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend767. Iemand een haberdoedas geven,Ga naar eind767d.w.z. een draai om de ooren geven (o.a. Harrebomée I, 273; Jord. 156; Jong. 132); ook iemand een labberdoedas (om de ooren) geven (o.a. Lev. B. 6; 193). ‘De klanken van dit woord, die aan de Hd. woorden haben, du en das herinneren, wettigen het vermoeden, dat het wel, evenals het vroegere haberdas (oorvijg), mnl. haverdas, ontleend zal zijn aan de taal van den een of anderen “Duitschen Mof” uit een oud komediestuk’ (Ndl. Wdb. V, 1498). In Groningen: een abeldoedas; oostfri. habbedudas (Molema 13 a; 285 b); elders: een appeldoedas, abberdoedasGa naar voetnoot1); in Deventer: een abbedudas (Draaijer, 1); bij Spaan, 159 en in Willem Leevend VI, 128: een lababbel (nog in Limburg), een dril krijgen; bl. 33: een hababbel; in 't fri. een lawibes of lawabbes; elders een lebabber (Jord. 356), opstopper, opneuker of een oplazerGa naar voetnoot2), een klabedder of klabets, ook een vive l'amour krijgen (Rutten, 113 a; 315 a). Vgl. hababbel in C. Wildsch. VI, 33; oplababbel in Handelsblad, 24 Sept. 1915 p. 9 k. 2; oplababber in Handelsblad, 31 Dec. 1914 p. 5 k. 1 (avondbl.); oplawaai in Nkr. IX, 6 Nov. p. 2; een dof in V.v.d.D. | |
[pagina 299]
| |
48; een kink in Gron. 48; een zeen bij Nierstrasz, 19: In kazernetaal worden klappen of schoppen ook met het woord ‘zeenen’ aangeduid, zeker omdat deze even als hun naamgenooten uit de soep, hard moeten zijn, willen zij in hun soort goed zijn; een lel in D.H.L. 13. Te vergelijken is ook ‘iemand een watjekau geven’ (Draaijer, 48; Speenhoff I, 25) of een katjewou (Noord en Zuid 3, 349); Menschenw. 117: 'n Peukie, 'n watje kou; Handelsblad 15 Mei 1921 (O) p. 9, k. 6: No. 3 geeft no. 1 een watjekauw van-wat-ben-je-me; fri. in (le)watsjekou, waarin men het eng. what you call meent te moeten zien (bij Langendijk watjekal); in Oud-Beierland: een matjekol (Opprel, 71). Zie voor eene dergelijke vorming het 17de-eeuwsche kauwjyse (stercus), en de volksuitdr. ergens geen verstaje of verstajem van hebben, d.i. geen begrip hebben van iets. Volgens De Bo noemt men in West-Vlaanderen een kaaksmeet een averdas of een saberdas; te Anwerpen: een ababbel. |
|