Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend762. Een haarklooveris iemand, die een haar klooft, vaneen splijt, doch in figuurlijken zin, iemand, die beuzelachtige onderscheidingen maakt, nietige verschillen wil opmerken, een muggezifter, een vitter, een gortenteller, zemelknooper (Sart. II, 10, 93), azijnzeiker (Antw. Idiot. 1551). Zie Campen, 95: t' Is een recht hayr cloever; Harrebomée III, 210; Ndl. Wdb. V, 1448. In Zuid-Nederland zegt men in denzelfden zin een haarkliever, haarzifter en haarsplijter; fr. un homme à fendre un cheveu en quatre; mnd. hârklôver; hd. ein Kümmelspalter; Haarklauber, -spalter; eng. a hairsplitter; ook in 't Zweedsch en Deensch is het bekendGa naar voetnoot3). |
|