Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend763. Haarlemmerdijkjes maken,d.w.z. ruzie, drukte maken, standjes zoeken op straat, zooals dat door de bewoners van of de wandelaars op den Haarlemmerdijk, een straat te Amsterdam, geschiedtGa naar voetnoot4); vgl. Ndl. Wdb. V, 1450; Kmz. 375: Toen zei de agent, ik waarschuw jullie: maak me geen haarlemmerdijkies.... vooruit! doorloopen. - Ook komt de uitdr. voor in den zin van grapjes, praatjes verkoopen; vgl. Sjof. 98: Och, ja, praatjes, haarlemmerdijkies; Lvl. 52: Martin zet 'n stram gezicht, ten einde 'n welig voorttieren der haarlemmerdijkies te coupeeren; Nkr. VI, 3 Febr. p. 2: Zeg, verkoopt | |
[pagina 297]
| |
u nou geen haarlemmerdijkies; De Ploeg, VII, 144: Bertram is de echte klucht-figuur, een pseudo Italiaansche vicomte, die met ‘Haarlemmerdijkies’ gooit; Nkr. IX, 17 Juli p. 2; Nw. School, V, 267; Dukro, 68; A. Jodenh. 17; Menschenw. 148: Hep ie nie mi main Trien gain hoarlemmerdaikies wille moake? bl. 160; Groot-Nederland, 1914 (Oct.) bl. 458; in Kunstl. 129: Maak d'r gain peuterrdijkies. |
|