Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend
[pagina 296]
| |
by haren en snaren, met de uiterste moeiteGa naar voetnoot1). Alles op het spel zetten alles wagen schijnt wel, volgens Tuinman I, 149 of 289, de oudste en eerste beteekenis te zijn. De gewone verklaring als zouden we hier moeten denken aan de haren van den strijkstok en de snaren van een muziekinstrument voldoet niet. Even onwaarschijnlijk is het, dat we moeten denken aan een vlies, een stuk perkament, dat over haren en snaren gespannen wordt als bij een trommel, of ook aan een boog, dien men spant over een snaar (pees) en dat de uitdr. eig. zou beteekenen: alles spannen, op het punt van bersten en breken (Nav. V, 206). Wellicht moeten we haren als een wkw. opvatten in den zin van bersten (o.a. van de huid), in welke beteekenis het door Plantijn vermeld wordt en thans dialectisch (Twente; Oostfri.) nog bekend is (Mnl. Wdb. III, 155. Ndl. Wdb. V, 2203). De friesche uitdr. op haren en snaren ôf, op het nippertje, wijst ook in die richting. Snaren is er dan later om het rijm aan toegevoegd; vgl. voor dit verschijnsel onder lerven en verven (Boekenoogen, 570); hoeren en snoeren (17de eeuw); tegen heug en meug; de motjens en kotjens; hutje en mutje; hot noch tot; bij kris en kras en dergelijkeGa naar voetnoot2). Vgl. voor plaatsen uit de 18de eeuw Ndl. Wdb. V, 1401 en zie verder Handelsblad, 11 Juli 1913 (avondbl.), p. 1 k. 1; 30 Oct. 1913 (ochtendbl.), p. 6; 7 Nov. 1913 (avondbl.), p. 1 k. 2; Amsterdammer, 17 Aug. 1913, p. 1 k. 3; De Arbeid, 23 Nov. 1913, p. 3 k. 3; Het Volk, 21 Jan. 1914, p. 2 k. 1. |
|