752. Rood als een kalkoensche haan,
d.w.z. zeer rood, van toorn of van schaamte; eigenlijk zoo rood als de kam en de lellen van een kalkoenschen haan, wanneer hij kwaad wordt; Harreb. I, 267; Ndl. Wdb. VII, 1002. In de 17de eeuw was 't kalkoensche haentjen de bijnaam van den steeds bulderenden predikant Triglandt. In Zuid-Nederland zegt men: zoo rood gelijk een haan; fr. rouge comme un coq (Schuermans, 170) of rood als een kalkoen, als een gekamde (kwade) haan (Joos, 27). Vgl. ook hd.: rot, zornig wie ein Zinshahn; oostfri. so rod as 'n puter (Ten Doornk. Koolm. II, 780); hd. puterrot; eng. as red as a turkey-cock.