Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend750. Den rooden haan in iets steken,d.w.z. den brand in iets (een huis, een dak, eene plaats) steken. Bij ons luidde zij vroeger (15de eeuw): den rooden haan over iemands huis laten vliegen of laten gaan; een of den haan met den rooden kam laten vliegen (Ndl. Wdb. VII, 1047); later ook den rooden haan ontsteken, laten kraaien of door 't dak jagen; en thans nog den rooden haan uitsteken of uit iets, ergens uit steken, op 't dak zetten. Friedr. Kluge heeft eene zeer aannemelijke verklaring van deze uitdrukking gegeven in zijne studie over de dieventaal (Gaunersprache, Rotwelsch), waarin hij haar in verband brengt met de teekens die ‘Mordbrenner’ op huizen, kerken of kruisen aanbrachten om te kennen te geven, dat aldaar brand zou moeten worden gesticht. ‘Mehrere gute Quellenzeugnisse verweisen nämlich die zuerst bei Hans Sachs belegte Redensart unter die Mordbrenner, unter denen es wie unter Bettlern und Dieben schon im sechzehnten Jahrhundert eine besondere Zeichenschrift gab, die man neuerdings als Gaunerzinken bezeichnet. Eines derselben faszt man nun als Hahn auf, der Brandstiftung bedeutet, während der “rote” Hahn in unsrer Redensart wohl auf den Rötel (rood krijt) hindeutet, womit die Gaunerzinken gern an Kirchen und Straszenecken oder einsamen Kreuzen angebracht wurden’.Ga naar voetnoot2) Zie andere pogingen ter verklarng bij K. Müllenhoff, die Natur im Volksmunde, 48 en in Taal en Letteren IV, 110; 273; vgl. ook het Ndl. Wdb. V, 1387; Stallaert I, 547 a; Ons Volksleven V, 194; Nkr. VII, 26 Juli, p. 2: Een huis zonder achterdeur is gevaarlijk als de roode haan er in kraait (fig. voor 't socialisme); V, 17 Oct., p. 3: En in de Hofstad kraaide (op den rooden Dinsdag) de roode haan; Winschooten, | |
[pagina 292]
| |
75, die den rooden haan verklaart als ‘een brandend Lont’, waarin hij door Sewel en Halma gevolgd wordt. Vgl. Nkr. IX, 9 Januari p. 2: Alleen dien stal kon ik nog vernielen; daar heb ik den rooden haan in laten kraaien; V.v.d.D. 62: Ik weet nog van 'n boer, die ons niet in z'n hooiberg wou laten slapen. ‘Dan gaat de rooie haan d'r op’, zei de Dalles met z'n raarste oogen; Handelsblad, 2 Maart 1915 (avondbl.) p. 6 k. 2: Wij hebben over het gedrag van sommige rijke Belgen, die hier een gemakkelijk onderkomen hebben gevonden en den gebraden haan uithangen, terwijl in hun ongelukkig land de roode haan kraait, in een Hollandsch blad niet willen beschrijven; Joos, 77; Waasch Idiot. 271; Antw. Idiot. 1734; Wander II, 269: jem. einen roten Hahn aufs Dach setzen (oder fliegen lassen) en Eckart, 182: 'n rô(d)n Hoan up 't Dack sett'n; fri. de reade hoanne op it hûs sette; eng. the red cock will crow in his house; there is a cock, daar is brand. Vondel gebruikt als synoniem van den rooden haan ontsteken ook roode paarden zadelenGa naar voetnoot1). |
|