Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend
[pagina 291]
| |
in Dothan, vs. 1259; in de Gew. Weuw. II, 25; III, 29 en later in Van Effen's Spect. IV, 159; Sewel, 416; enz. Ook in het nhd. is zij bekend: es kräht kein Hahn danach naast danach wird weder Hund noch Katze krähn; da kräht kein Katze nach (Borchardt, 194); in het nd.: doa kreit nich Hund ôr Hân na (Reuter, 50); in het oostfri.: dâr kreit gin henn of hân na (Dirksen I, 35); in het Friesch: der kraeit gjin hoanne nei. In Zuid-Nederland: daar zal hen noch haan over kraaien (Joos, 42; Antw. Idiot. 560; Waasch Idiot. 271 a); der en zal geenen haan achter (of over) kraaien (Teirl. II, 14); ook in Noordndl. dan kraait er geen hen of haan meer naar (in B.B. 78); in N.-Brab. daar zal niet éen haan naar kraaien (Ons Volksleven VIII, 227). Door Tuinman I, 242; Laurillard, 51 en Zeeman 256-257 wordt de oorspr. dezer zegswijze gezocht in het bekende verhaal van Petrus' verloochening van Jezus (Matth. 26: 75 en Luc. 22: 60, 61), doch ten onrechte, daar Jezus bedoelde dat Petrus vóor het kraaien van den haan, d.i. vóor het aanbreken van den morgen, Hem driemaal zou hebben verloochend. De Vries, Taalk. Bijdr. II, 43 meent, dat men den oorsprong moet zoeken in het volksgeloof, dat de haan den moordenaar aankraaide, van wiens aanslag hij getuige was geweest. ‘Wanneer dan eene misdaad in alle stilte gepleegd was en men rekende dat zij geheim zou blijven, zeide men daar zal geen haan naar kraaien.’Ga naar voetnoot1) |
|