741. Voor de haaien zijn,
eigenlijk tot een prooi voor de haaien zijn, en vandaar onherroepelijk verloren; Harreb. I, 265; Nkr. VI, 11 Mei p. 2; Het Volk, 14 Juli 1913, p. 6 k. 3; fri. hy is for de haijen. Vgl. voor de poes; voor de pielekes (= kuikens of jonge eenden) zijn (Opprel, 77 a; Molema, 322 b; Gunnink, 95; Van Weel, 131; Woeste, 198 a; Ten Doornk. Koolm. II, 717 b); bij de mieren zijn (C. Wildsch. VI, 98); voor de pieren zijn (Harreb. II, 180 b); eng. to be cast at the cocks.