738. Groot zijn met iemand,
d.w.z. innig bevriend zijn met iemand. In het mnl. beteekende groot meermalen: aanzienlijk, eene voorname plaats bekleedende en komt ook groot met eenen, in aanzien bij iemand, invloed hebben bij iemand reeds voor. Zie het Mnl. Wdb. II, 2180; Ndl. Wdb. V, 1056 en vgl. de uitdr. groote (of dikke) vrienden zijn (no. 426); eng. to be great with a p.; fri. great mei immen wêze.