Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend737. Het grondsop is voor de goddeloozen.Deze zegswijze wordt in scherts gebezigd, wanneer een der gasten het laatste van eene flesch wordt ingeschonken; soms met het toevoegsel maar de vromen drinken het uit. Ze is ontleend aan Psalm 75, 9: Alle godtloose der aerden sullen sijne droesemen (t.w. eens bekers) uytsuygende drincken. Ten bewijze, dat deze zegswijze inderdaad ontleend is aan dit psalmvers, diene, dat bij dat vers in den Bijbel van Deux Aes (anno 1562) de kantteekening geplaatst is ‘Dat is, Hy deylt eenen yegelicken zijn mate toe, dat hy lijde, doch het grondsop blijft den Godloosen.Ga naar voetnoot2) Vgl. Gew. Weuw. I, 10: 't Uytschot en grondzop is altyd voor de godloozen. In Groningen zegt men: t' Overschot is veur de goddeloozen (Molema, 521 a); in het hd. die Gottlosen bekommen die Neige; dem Gottlosen der Rest; die Neige ist für die Frommen; eng. the dregs are for the wicked; fri. it grounsop of it oerskot is for de godloazen; fr. le fond (est) pour le bonGa naar voetnoot3); oostfri. de Godlose kriggt de Barm (Eckart, 169); de rest is för de godlosen (Dirksen I, 79). Zie Ndl. Wdb. V, 1019; De Cock1, 125. |
|