712. Goed rond, goed Zeeuwsch,
d.w.z. een goede Zeeuw is openhartig, rondborstig, ongeveinsd; ook met betrekking tot manieren: eenvoudig, niet vormelijk, eene deugd, die men oorspr. eerst aan de Zeeuwen schijnt toegeschreven te hebben. Vgl. Kiliaen: Goedrond goed zeeus, adag. crassa Minerva, incondite et simpliciter; Plantijn: Goet rondt goet zeeusch, tout à la bonne foy, sans malice, simpliciter, sincere, absque fuco, bona fide; Servilius, 25: goet ront goet zeeus; Mergh, 21: goed ronds goets zeeuws; Sartorius I, 1, 72: Goet rondt, goet Seeuws, nos à Zelandis trahimus paroemiam, gente callida quidem, et extra fucum aperta ac libera, ut qui rotundis cum homine, et non ita ad dolum compositis verbis agunt; Winschooten, 213: goed rond, goed Seeuws: het welk de Seeuwen haar selven toe schrijven; Halma, 190; Tuinman I, 42: goed ronds, goed Zeeuwsch, dat wil zeggen, die een vriend is van de oude en ronde waarheid, is het ook van de Zeeuwen, die zodanige zyn; Harreb. II, 228 b. Vgl. een dergelijk gezegde van de Utrechtenaren bij Sart. III, 10, 86: Stichts man, lichts man. Bij Halma, 329: Luiker bloed doet niemand goed.