713. Goedkoop (is) duurkoop,
d.w.z. goedkoope dingen zijn in den regel slecht, zoodat men spoedig weder iets nieuws moet koopen; ‘koopjes kosten geldhoopjes’, ‘alle waar is naar zijn geld, en de gierigheid bedriegt vaak de wijsheid.’ Vgl. Goedthals, 38: Goeden coop, quaden coop; Prov. Comm. 834; Bank. I, 127: Haer goede koop maeckt een diere koop; Tuinman II, 109: Goede koop, quaade koop; het eng. good cheap is dear (verouderd) naast a good bargain is a pickpurse; hd. Wohlfeil kostet viel Geld; Bittkauf teurer Kauf; fr. bon marché ruine. Voor duurkoop zie Van Moerk. 450; Ndl. Wdb. III, 3686 en oostfri. dûrkôp; vgl. verder Ndl. Wdb. V, 366; Harreb. I, 434 b; Erasmus CLXVI; Wander I, 391; V, 335; Molema, 94; Waasch Idiot. 261: goede koop is kwade koop; Antw. Idiot. 499: goeiekoop is altijd dierekoop; Teirl. 510: goe' koop kost diere; fri. goedkeap is djûrkeap; hd. Guten kaufs leert den Beutel.