Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend666. Geslepen zijn,d.w.z. slim, listig, goochem (ontleend aan het Hebreeuwsche chochom, wijs) zijn; eig. gezegd van de hersenen of het hoofd, het brein, zooals blijkt uit het 17de-eeuwsche het hoofd, de hersens, het vernuft slijpenGa naar voetnoot2), d.i. de zinnen scherpen. Het bijv. naamw. staat in dezen zin opgeteekend bij Kiliaen, die het vertaalt door callidus, tritus et versatus in dolis. Vgl. ook het lat. acutus (eng. an acute fellow) en het tegengestelde bot van verstand zijn, botterik, stompzinnig en dergelijke, alle eveneens oorspr. van messen of zwaarden gezegd. In Zuid-Nederland: op iets geslepen zijn, begeerig zijn naar iets (zie o.a. Teirl. 485). |
|