653. Die gelooven, haasten niet.
Deze zegswijze is ontleend aan Jes. XXVIII, 16: Wie gelooft, die en sal niet haesten (met de kantteekening: maer hy krijght eyndelick die salige uytkomste, die hy met gedult verwacht heeft). Deze woorden worden dikwijls misbruikt en gebezigd in een geheel anderen zin, dan waarin zij oorspronkelijk bedoeld zijn, met betrekking tot dagelijksche dingen om te kennen te geven, dat iemand, die een vast geloof heeft, niet ongeduldig moet worden, of om op schertsende wijze iemands traagheid te verontschuldigen. Zie Ndl. Wdb. V, 1484 en Zeeman, 218.