603. Een gat stoppen,
d.w.z. een tekort aanvullen door het verstrekken der benoodigde gelden; eene schuld dekken; synoniem van het laat-mnl. een deur open doen om een venster te stoppen (zie Ndl. Wdb. III, 2464). Vgl. Winsch. 65: Dat gat is niet te stoppen, dat is, die schulden, die daar gemaakt sijn, die kunnen niet worden betaald. In de 18de eeuw komt de uitdr. voor bij Van Effen, Spect. IX, 213; vgl. ook Halma, 149: Een gat stoppen, eene schuld betaalen, boucher un trou, payer une dette. Vandaar ook: een gat maken om een ander te stoppen of het eene gat met het andere stoppen, eene schuld aangaan om een andere te dekken; Teirl. 446: een gat met een gat stoppen, geld leenen om een schuld te dekken; in het Friesch: it iene gat mei 't oare damje; fr. faire un trou pour en boucher un autre; en met geld kan men veel gaten stoppen, met geld is menig tekort te stoppen; bij uitbreiding: met geld kan men vele moeilijkheden te boven komen, zich uit vele ongelegenheden helpen; zie het Ndl. Wdb. IV, 338; De Bo, 341; Antw. Idiot, 445. In het hd. ein Loch stopfen; eng. to stop a gap; fr. boucher un trou, eene schuld betalen.