Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend602. Een gat in den dag (of morgen) slapen,d.w.z. een goed deel van den morgen slapende doorbrengen en zoodoende zijn dag of morgen verkorten; laat opstaan; 16de eeuw: van tswarte int witte slapen; Kil.: hoogh in den dagh slaepen. Bij Plantijn: Een gat inden dach slapen, dormir la grasse matinee; in multam lucem dormire vel stertere, vel in multam diem. Vgl. verder Huygens, Trijntje Cornelis, 970: 'k Magh ick noôr heuys toe goôn en slôpen e goech gat in desen dagh; Doedyns, Merc. 2, 527.: Zy sliepen dan een gat in den dag dat 'er een hond uit geslobbert zou hebbenGa naar voetnoot3); Antonidus II, 285: Terwijl ze een lustig gat in d'achtermiddag ronken; Halma, 149: Een gat in den dag slapen, dormir la grasse matinée; Tuinman I, 304; nal. 17; Harreb. I, 115; Waasch Idiot. 230 a. Met deze zegswijze is te vergelijken het vlaamsche een gat in den nacht zitten, 's avonds laat wegblijven (tot diep in den nacht) en eenen pit of put in den nacht wegblijven; zie Schuermans, 138; De Bo, 904 en vgl. het fri.: in gat yn 'e dei sliepe, in gat yn 'e nacht opsitte. |
|