Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend600. Hij is voor één gat niet te vangen,d.w.z. hij is niet gemakkelijk, of wel, in 't geheel niet te vangen; ook hij is voor geen zeven gaten te vangen. Onder gat moet hier volgens het Ndl. Wdb. IV, 337 worden verstaan de opening of mond van een der pijpen of gangen van een hol, waarin dassen, vossen of konijnen zich ophouden. Deze dieren hebben meer dan een uitweg aan hun hol; spant men een net voor het eene gat, dan ontsnappen ze door het andere; de uitdr. is derhalve aan de jacht ontleend; vgl. Sewel, 231: Voor alle gaten is 't kwaad garen (net) hangen. Zij komt voor bij Campen, 93: Hy is voer een gat niet toe vangen; Hooft's Brieven, 188; Coster, 540, vs. 1402; Focq. Typhon, 33, vs. 1: Vrouw Pallas als doorslepen en niet gevangen voor een gat; Sewel, 231; Harreb. I, 205 a. Vgl. ook | |
[pagina 239]
| |
het Friesch: hy is foar ien gat net to fangen; nd. se is vör ên Gatt nich to fangen (Eckart, 138); fr. souris qui n'a qu'un trou est bientôt prise; hd. es ist eine arme Maus, die nur ein Loch hat; nd. et möste ne arme Mus sin, de dar män een Lak hädde (Jahrb. 38, 160); eng. it's a poor mouse that has but one hole to creep out at. Zie verder Wander III, 537-538Ga naar voetnoot1). Hiernaast Hij is voor dat gat niet te vangen (o.a. Korenbl. II, 110). |
|