599. Een gat in de lucht slaan.
In scherts wordt dit gezegd, ‘ter aanduiding van een heftig gebaar van verbazing, waarbij men plotseling met de armen in de lucht slaat.’ Zie Tuinman I, 332; W. Leevend VI, 3; Harreb. I, 205 a en Ndl. Wdb. IV, 334. In de 17de eeuw zeide men een gat in den hemel slaan, zooals we o.a. lezen in Hooft's Brieven, 501; Jan Vos, Klucht v. Oene, 247. Bij Brederoo, Symen s. Soeticheit, vs. 29:
Wat hangen daer al dodden ragh!
Maer langhtme daer de raegh-beusem, jae wel, jae wel, dat je hier een reysje sagh,
Je sloeght een gat inden hemel, ick moetme kruyssen en segenen!