598. Ergens geen gat in (of door) zien,
d.w.z. geene opening (in de 17de eeuw open), geen uitweg in iets zien; figuurlijk; geene uitkomst in iets zien, geen middel zien om uit de verlegenheid te geraken, om er zich door te helpen; in de 17de eeuw: (den) dag door iets zien; Zuid-Nederland ievers geenen dag (of geen gat) deur zien; fr. ne voir point de jour à une affaire. Vgl. Halma, 149: Ik zie 'er geen gat in, ik zie 'er geen kans toe, je n'y vois pas de jour; Sewel, 231: Ik kan 'er geen gat in zien, I can 't see through it, I know not what to make of it. De zegswijze komt voor bij Sartorius III, 5, 72: Of ick my voor keer of achter, ick sie daer geen gat in; III, 6, 33: Ick sie daer een gat in; hier weet men wech mede; Everaert, 230, 650; De Decker, I, 45: 'k En zie geen ander gat, noch deurkomst in onz' dingen; zie Tuinman I, 247; Harrebomée III, 184 b; Teirl. 446: er geen gat in of deure zien; er geen gat an venden, geen uitweg vinden, een zaak niet verstaan; Antw. Idiot. 327: ievers geenen dag deur zien (vgl. no. 391). Volgens De Bo, 653 zegt men in het Westvlaamsch hiervoor: ergens geen lucht in of door zien en ook er geen land over zien (bl. 606). Bij Wander III, 219: ik seh dár kên Lock dör (Eckart, 332); fr. der gjin gat (of ljocht) in sjen. Vgl. R. Visscher, Sinnep. 2de Schock, 31.