592. Voor galg en rad opgroeien,
ook wel voor de galg opgroeien of opwassen (18de eeuw), ‘van jonge deugnieten gezegd, wier opvoeding geheel verwaarloosd wordt, en die daardoor opgroeien in ondeugd en boosheid, waarvan de galg en het rad (vgl. radbraken) eenmaal de straf zal zijn’; Ndl. Wdb. IV, 170; XI, 768; Dievenp. 131: Dat was er ook een voor galg en rad geboren; Mgdh. 102: Als ze voor galg en rad opgroeide, was 't zijn schuld niet; Nkr. V, 27 Mei, p. 2: Hij groeit op voor galg en rad; fri. for galge en rêd opwaechsje; fr. un homme de sac et de corde (een schelm).