Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend542. Eind goed, al goed,d.w.z. als de zaak maar goed uitvalt, afloopt, vergeet men de moeite en zorg daaraan besteed, of ook het minder goede, dat er aan vooraf ging. Deze gedachte, in het Latijn uitgedrukt door exitus acta probat, mlat. omne bonum pulchre veniens in fine beatum, komt in de Middel-eeuwsche geschriften meermalen voor. Zie Matth. 78: tEnde goet al goet; Lksp. III, 3, 589: Aen 't ende die lof al leit; IV, Prol. 10: Wie dat einde heeft goet, hi is goet altemale; Sp. Hist. I, 52, 15: Dende proevet alle dinc (lat. exitus acta probat) en de rijmspreuk: Tis niet te schelden dat yement doet,
Maect hi sijn daet ten eynden goetGa naar voetnoot2).
Prov. Comm. 436: Ist deynde goet so eest al goet, totum laudatur finis si laute beatur; si finis bonus est totum laudabile tune est; vooral R. Visscher's Sinnepoppen, 1614, eerste schock LX: Ist eynd goet, soo ist al goet met de verklaring ‘Alle dinghen worden begonnen, om die met kosten, arbeyt ende neerstigheydt te brengen tot het eynde: soo dat dan soo goet is, dattet den aenleggher vernoeght, soo heeftet den krans of prijs verdient, ende men moet het pryzen’; t' Loff der Mutse, 43: Het midden en t'beginsel van all datmen doet wort ghepresen om het eynde, soo dat is goet; Huygens, Korenbl. II, 367. Verder zie men de door Harrebomée I, 180 a opgegeven schrijvers; benevens Waasch Idiot. 207 b; Teirlinck, 402; Bebel, no. 475; Werner, 97: Te minime iacta! quoniam probat exitus acta. Premia iustorum pendent in fine bonorum; Wander I, 816. In vele talen komt deze uitdr. voor; vgl. o.a. het fr. tout est bien qui finit bien; mhd. ist daz ende guot so wirt es allez guot; hd. End gut, alles gut; eng. all is welly that ends wel; the evening crowns the day. Dezelfde gedachte wordt uitgedrukt door het einde kroont het werk, in het latijn vertaald als finis coronat opusGa naar voetnoot3), het einde zet de kroon, den lauerkrans(?) op het werk; vgl. hd. das Ende krönet (oder lobt) alle Werk; fr. la fin couronne l'oeuvre; eng. the end crowns all; ital. il fine corona l'opera; zie Boeth. 190 d: Thendeken gheeft de croon; De Brune, Bank. I, 174; II, 354; Sewel, 212; Harrebomée I, 180 b; Joos, 150; Wander I, 816; Eckart, 98; Smetius, 230: het eijnd heeft den danck; De Brune, 183: Staet op 't begin niet al te sterck,
Het eynd' alleen, dat kroont het werck.
|
|