Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend541. Dat is het eiereten niet,d.w.z. dat is de ware reden niet; ook: dat is de zaak niet, waar het in de eerste plaats op aan komt. Men antwoordt dit als iemand de ware reden eener handeling verzwijgt en iets anders voorwendt. De uitdrukking komt in de 17de eeuw dikwijls voor (vgl. o.a. Van Moerk. 67; Ndl. Wdb. III, 3976) en staat ook bij Spaan, 13; O. Kantk. 29; Tuinman II, 213 opgeteekend. Harrebomée I, 175 b geeft op: ‘dat is het regte eijereten niet, zei de vos, en hij zou de hoenderen mores leeren’, welke woorden voorkomen in Alewijn's Phillippijn Mr. Koppelaar, 1707, bl. 49. Vgl. nog verder Opprel, 44; ook Eckart, 94: nu schall't Eierêten angân, nu zal de zaak beginnen. Syn. is de fri. uitdrukking: dat binne de boer syn goezzen net, dat zijn de boer zijn ganzen niet. Hoogstwaarschijnlijk | |
[pagina 214]
| |
bewaart deze uitdr. eene herinnering aan de vroeger, meer dan nu, algemeen bekende gewoonte om op Paschen veel eieren te etenGa naar voetnoot1). In Zuid-Nederland: 't Is die Sinte-Peeter niet of 't zijn die zeven (vijf of vijftien) stuivers niet; ook: het is die derde niet; het zijn allemaal die dertien en halve niet. In bevestigenden zin zeggen we ook dat is het heele eiereten, dat is de heele kwestie, dat is de hoofdzaak. Zoo o.a. in Lvl. 66: Ieder zoekt z'n geneugt, jij en consorten in de jeneverflesch. Dat's 't heele eiereten. |
|