Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend478. Tegen den draad,Ga naar eind478d.w.z. dwars, dwars in den zak (V. Dale); dial. tegen 't heil in, tegen de vleug (vgl. Ndl. Wdb. V, 452). Onder den draad verstaat men den draad van een weefsel, zoodat de uitdr. eigenlijk wil zeggen tegen den loop van het weefsel in, dus niet meegaande met den loop der draden. Bij overdracht wordt dit gezegd van iemand, die zich verzet, koppig, eigenzinnig, dwars is. Vgl. De Brune, Emblemata, 89: Menschen die alles tegen den draed en wolle nemen, die, daer zy geen vuyligheyd en vinden, stanck en vuyligheyd maken; Van Effen, Spectator IX, 93: ‘Ze (de meiden) doen alles, met opset, recht tegens den draad aan, en ze schynen voorgenomen te hebben ons (mevrouwen) de harssenen uit het hooft te haalen, en ons dol en razend te maken’; Sjof. 215: Als jongen al had-ie niet gewild, was altijd dwars tegen den draad in geweest.... twaalf ambachten en dertien ongelukken. Ook in Zuid-Nederland is de uitdr. bekend. De Bo, 261 citeert: met draad, volgens de richting van de draden; tegen draad, dwars door de draden, fr. par le travers des fils. Fig. Hij is altijd tegen draad op, hij werkt altijd tegen draad, fr. être toujours à rebours, agir toujours à rebours; zie ook Antw. Idiot. 372; Waasch Idiot 186 b. De Engelschen zeggen evenals wij against the grain (van hout) or the hair. In de Neder-Betuwe hoort men hiervoor: tege krups, kraps of strups op (Onze Volkstaal II, 108; V.d. Water, 99); op de Veluwe: tegen strips op (V. Schothorst, 207); in 't hd. widerhaarig, widerborstig; in Haarlem tegen den keer (de richting van den draad in geweven stoffen); fri. dwars tsjin 'e tried in wêze; it rint tsjin de tried, het wil niet vlotten. |
|