Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend465. Een doorgestoken kaart,d.w.z. een afgesproken, vooraf bekonkelde zaak, bestoken werk (Ndl. Wdb. II, 2127). Het werkwoord doorsteken, mnl. doresteken, mnd. dorchsteken, beteekende vroeger onder iets steken, door iets heen mengen en vervolgens: bekonkelen, in het geheim bewerken, bedriegen. Onder eene doorsteken kaart verstond men in eigenlijken zin eene kaart, die door op eene bepaalde, bedriegelijke wijze het spel te schudden, te mêleerenGa naar voetnoot2), te voorschijn kwam | |
[pagina 183]
| |
en iemand ten deel moest vallen; bij overdracht eene in het geheim bewerkte, afgesproken zaak. Vgl. eng. to pack cards; Wander II, 1151: Wer die Karten mischt, dem fallen die Blätter nach Wunsche, en vooral eine abgekartete Sache, ein (ab)gekartetes Spiel, eine Abkartung, complot. Halma, 120: Doorsteeken, bijv. w. beraadslaagd, overlegd, secrettement menagé. Dat is een doorsteeken kaart of werk, c'est une intrigue secrette. In de 17de eeuw komt het wkw. doorsteken in den zin van heimelijk bewerken dikwijls voor; vgl. o.a. Van Moerk. 492 en Theod. Rodenburgh, Jaloersche Studenten, anno 1644, bl. 19: En waer ick van te voren steets tot sijne lof
Seer gunstelick sprack, soo heb ick doen door-steecken
En oock beleyt, dat sy heur van hem soude wreecken.
In onze eeuw is men gaan zeggen: een doorgestoken kaart (- werk, zaak); ook de Duitschers spreken van eine durchgestochene Sache en van durchstechen, heimliche Anschläge schmieden,Ga naar voetnoot1) (mit einem anderen) unter einer Decke stecken; evenals van Durchstecherei en Durchstich, Betrügerei. Zie verder het Ndl. Wdb. X, 1475-1477; III, 3066 en vgl. de synonieme uitdr. eene ondergestoken kaart (Harreb. I, 371 a); Kil.: Ondersteken de caerten j. onderschieten, miscere chartas; Mnl. Wdb. II, 344; V, 430 en het mnd. understekinge, betrügerei. In Groningen kent men ook omstoken wark (Molema, 549 bGa naar voetnoot2)); fri. omstitsen wirk; in troch-stitsen spul (kaert, wirk); hd. das ist eine verabredete, angelegte Karte. Van zulk een voorafbekonkelde zaak zegt men op Goeree en Overflakkee: 't Varkentje was al door den buik gestoken.Ga naar voetnoot3) |
|