464. Iemands doopceêl lichten,
d.w.z. iemands verleden ophalen; al het kwaad van iemand vertellen, dat men weet: ‘men memoreert zijne levenshistorie van den “doop” af aan, om al zijne ondeugden op te sommen en ruchtbaar te maken’. Onder een doopceel (-cedel) verstaat men een uittreksel of een copie uit het doopboek, doopregister, d.i. het boek, waarin de predikant of de priester de namen der gedoopte kinderen benevens hun leeftijd schrijft, terwijl het wkw. ‘lichten’ beteekent zich een uittreksel of een copie laten afgeven, copie nemen van; vgl. Ndl. Wdb. VIII, 1977; Sewel, 454: Een vonnis uit de Secretary ligten, to take a copy of a sentence. Eigenlijk wil dus de uitdr. zeggen: iemands afkomst nasporen en mededeelen; en bij uitbreiding ‘vertellen wie en wat iemand is (in malam partem)’; iemands daden, vooral ondeugden, opsommen van den doop af aan, 17de eeuw: iemands legende (op)lezen. De uitdr. moet dateeren uit den tijd, toen er nog geen burgerlijke stand bestond en zulk een uittreksel (in Zuidndl. kerstenbrief) voor een wettig geboortebewijs gold. Iemands doopzegel lichten is eene volksetymologische verbastering. Zie Harreb. I, 107 a: zijne doopceêl wordt gelicht; Ndl. Wdb. III, 2901; Dievenp. 77: 'n Schriftkundige die licht, als 't moet, van je doopceel tot je begrafenis uit 'n kattebelletje schrift; Nw. School, VIII, 469: Die weet hoe iets geworden is, kent het eerst recht; daarom willen we haar doopceel eens lichten; Het Volk, 27 Maart 1915 p. 9 k. 2: Spreker wil de doopceel van de motie-Lohman eens even lichten. Men moet daartoe eenige jaren teruggaan. Syn. iemands paspoort lichten (bij Busk. Huet, Land v. Rembr. I, 529).