Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend466. In iets doorkneed zijn,Ga naar eind466d.w.z. er goed in thuis zijn, goed bedreven, ervaren in iets zijn; een beeld ontleend aan het bedrijf van den bakker, die knedende de verschillende bestanddeelen van het brood dooreenmengt; eveneens is aan dat bedrijf ontleend doortrapt (hd. durchtrieben; fri. trochtrape), waarbij men denke aan het trappen van den bakker in den trog, zooals dit tenminste vroeger geschiedde en in sommige dorpen nog gebeurt. In de 17de eeuw gebruikte Hooft hiervoor doorverfd in (lat. imbutus), doorkneed in, een beeld aan de wol ontleend, die geheel doortrokken is met de kleurstof, syn. van doorweekt, doornaaid, doorstikt, doortrokken, doortogen, doorslepen, doorzult, doorzilt, doorslagen (Ndl. Wdb. III, 3046). De Vlamingen spreken van doortrokken (gelijk 'en oliekan, gelijk 'ne smoutstoop, 'en smoutvlaai, 'en olievod), doorgedaan, doorneukt, doornuft, doorstekt in den zin van doortrapt, loos. In den Verm. Avanturier II, blz. 327 is prake van ‘een geconfijte en een ingemaakte schurk’ (vgl. fr. être confit en (ou pétri de) malice), terwijl Plantijn citeert: een doertoghen, oft | |
[pagina 184]
| |
doortrocken boeve, un mechant bien rusé et cauteleux; bij Kiliaen: deurtrocken boeve, veterator, astutia vetere extritus, callidus, dat hij gelijk stelt aan een deurtoghen boeve; bij Smetius, 207: Hij is door-regen als een bedelaers-sak, de homine astuto; bij Querido, Jord. 73: 'n Effetief deurgeferneerde boef; in Ppl. 44: een doorgefourneerde deugnietGa naar voetnoot1). |
|