Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend
[pagina 162]
| |
ontvangen of zich te verantwoorden, voor het schapetafeltje (de schepentafel), op 't stoepje moeten komen (Ndl. Wdb. VI, 337). De oorsprong dezer zegswijze zal gezocht moeten worden in de gewoonte der middeleeuwsche heeren om in de poort hunner sloten eene roode deur te hebben. Wie den heer iets te vragen had, meldde zich hier aan, wie ter verantwoording geroepen werd of beklaagd kwam voor de roode deurGa naar voetnoot1). Vgl. Sart. II, 9, 76: Ghy sult voor de roode deur gaen; Tuinman I, 41. Later verstond men onder voor de roode deur gaan, in het huwelijk treden, daar bijv. in Amsterdam de kamer in de Oude Kerk, waar de commissarissen van huwelijkszaken vergaderden, door eene rood geschilderde deur met een der zijbeuken van de kerk, die als wachtkamer dienst deed, was verbondenGa naar voetnoot2). Zie Halma, 548: Zij gaan van daag voor de roô deur, ils vont aujourd' hui se fiancer à l'hôtel de ville; Sewel, 173; de Klucht van de bedroogen Smit, 1726, bl. 31: 'k Mien oock haest met een hartje voor de Roode deur te gaen. Thans is de uitdrukking weinig meer in gebruik; zie Harreb. I, 128 b; Ndl. Wdb. III, 2467; XIII, 1184; De Cock1, 70 en Schuermans, 93 b. Volgens Hoeufft, 498 zegt men in Breda: voor 't roode kleed komen of staan, trouwen, omdat in de zaal, waar zulks geschiedt, de tafel overdekt is met een rood kleed. |
|