412. Met de deur in huis vallen.
‘Dit drukt uit, dat ymand straks met het openen van de deur binnen stapt, zonder te vragen, en antwoord te wachten, of men ook inkomen mag. 't Wordt toegepast op zulke, die zonder omwegen of vertoeven iets verrichten’ (Tuinman I, 157). Oorspr. wil dus de uitdr. zeggen zonder te kloppen of te waarschuwen binnenkomen (in een woning, waar de buitendeur onmiddellijk toegang geeft tot een vertrek) en vervolgens bij uitbreiding onmiddellijk over eene zaak beginnen te spreken, waarop men eerst had behooren te zinspelen of waarop men iemand eerst had moeten voorbereiden. Deze uitdr. is algemeen bekend, en wordt o.a. aangetroffen in de 18de eeuw bij Van Effen, Spectator, V, 220 en in Willem Leevend I, 253: Met de deur in 't huis komen; zie ook Falkl. IV, 194; VI, 146; B.B. 320: Hij gaat zitten bij het raam en begint eerst over koetjes en kalfjes te praten, om niet in eens met de deur in het huis te vallen. In het hd. kent men eveneens mit der Tür ins Haus fallen; in de Rijn-provincie: dä fällt met der Schürendür en het Hûs; in Mecklenburg: de fallt mit de Dähr in 't Hûs (Eckart, 107); oostfri. mit de dör in 't hûs fallen; in het Zweedsch: han föll med dören i hüset, en in het Friesch: mei de doar yn 'e hûs falle. Zie Wander IV, 1192; 1195; 1197; 1199; Bresemann, 270 en Taalgids V, 153.