392. De jongste dag,
d.i. de dag des oordeels, het jongste gericht, waarin jongst de beteekenis heeft van laatst; vgl. jongstleden en het mnl. ten joncsten, ten slotte, ten laatste, dat ook met weglating van male of daghe voorkomt in den zin van den oordeelsdag; fr. le jour du jugement dernier; eng. the doomsday. Zie het Mnl. Wdb. III, 1071; Ndl. Wdb. XI, 88; hd. der jüngste Tag; eng. the last day.