Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend382. Bulken van het geld,d.i. zeer rijk zijn, overvloedig geld bezitten. Volgens het Ndl. Wdb. III, 1878 is de oorspr. bet. van het ww. bulken in deze uitdrukking waarschijnlijk die van boeren, oprispingen loslaten, in welken zin het in verschillende dialectenGa naar voetnoot3) nog voorkomt. Syn. is stinken van 't geld (zie Falkl. IV, 163; daveren van 't goud (Staring, Ged. 2, 33). Zie Harreb. I, 221; Krat. 188; Nest. 48. |
|