Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend380. Te buiten gaan,d.w.z. buiten ‘de schreef’ gaan, de grenzen overschrijden, mnl. hem ontgaen; vooral in zich zelven te buiten gaan, onmatig zijn. In de middeleeuwen beteekent te buten gaen of butengaen afstand doen; in de 17de eeuw zich te buiten gaan, van zijn gewone doen, van zijn denk- en handelwijze afwijken (vgl. Vondel, Gijsbr. v. Aemst. vs. 1572Ga naar voetnoot2) en later in ongunstige bet. onmatig zijn, in welken zin het in de 17de eeuw gewooon is; vgl. Halma, 96: Zig te buiten gaan, commettre quelque excès, sortir des bornes, aller trop loin; zie verder het Ndl. Wdb. III, 1808-1810Ga naar voetnoot3). |
|