Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend344. Brandbrief,Ga naar eind344Een in de 16de eeuw voorkomend woord; vgl. o.a. Kil.: Brand-brief, literae incendiariae, litterae indictionis incendij: dus een brief, een bewijs van door brand geleden schade, daarna dringend verzoek om hulp op grond van dien brief. Bij uitbreiding: een brief, waarin men dringend maant om betaling van verschuldigde gelden; ook een brief, waarin men iemand schielijk opontbiedt (zie Halma, 91); later ook opgevat als brief die met verwoesting door brand dreigt; Ndl. Wdb. III, 1054-1055; Volkskunde IX, 219; Antw. Idiot. 1613; De Bo, 179; fr. lettre incendiaire; hd. Brandbrief naast Bargoensch Brander; eng. incendiary letter; fri. brânbrief. Synoniem is het Bargoensch fakkel, brief, bedelbrief, brandbrief; vanwaar fakkelen, schrijven, een brief schrijven (Köster Henke, 16; E. Rabben, die Gaunersprache, 48). |
|