Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend343. Zoo helder (schoon, zuiver) als een (de) brand,d.w.z. zeer, buitengewoon helder; eig. zoo helder, blinkend als de kling van het zwaard, in welke bet. brand (eng. brand; to brandish) vroeger zeer gewoon was. Ook in de 17de eeuw: zoo bruin als een brand (V. Moerk. 225; Tijdschrift XVI, 288). Vgl. ook brandhelder, brandrein (in Kalv. I, 27), brandschoon en verder het Ndl. Wdb. III, 1051; Mnl. Wdb. I, 1419; Noord en Zuid XX, 130; Zondagsblad van Het Volk, 1905 p. 47: Overigens was zij 'n ‘brandje’ van zindelijkheid; Haagsche Post, 10 Juli 1915 p. 5. k. 1: Branie en brandnetjes heel zoo'n gezin bij het uitrukken vóór dag en dauw; Vragen v.d. Dag, 1913 p. 632: Een meid als een brand; Gallée, 6: 't Züt er ût as de brand, brandhelder; Goeree en Overflakkee: zij is as een brandje (zie N. Taalgids XIV, 255); friesch: sa sindlik of sa skien as de brân. In het Nederduitsch bestaan allerlei samenstellingen met brand (= zeer); vgl. brandfûl (zeer lui), branddür, brandbitter, brandsalt (ook salzig wie ein brand), enz.Ga naar voetnoot1) |
|